Wijzigingswet Wet op de ondernemingsraden, enz.
Wet van 13 april 1995, houdende regeling van de medezeggenschap van het overheidspersoneel in de Wet op de ondernemingsraden
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de medezeggenschap van het overheidspersoneel te regelen in de Wet op de ondernemingsraden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel II
a
Uiterlijk twee jaar na inwerkingtreding van deze wet dient voor ondernemingen, waarvoor krachtens deze wet een verplichting tot het instellen van een ondernemingsraad ontstaat, een ondernemingsraad te zijn ingesteld. De bestaande dienstcommissies en medezeggenschapscommissies houden op te bestaan op de datum waarop de ondernemer voor het organisatieonderdeel waarvoor de dienstcommissie of medezeggenschapscommissie is ingesteld of mede voor dat organisatieonderdeel, een ondernemingsraad heeft ingesteld, doch uiterlijk twee jaar na inwerkingtreding van deze wet.
b
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
c
[Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]
Artikel III
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te ?s-Gravenhage, 13 april 1995
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken,
h
F. Dijkstal
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
a
P.W. Melkert
Uitgegeven de vierde mei 1995
De Minister van Justitie,
w
Sorgdrager